Als onderzoeks- en adviesbureau evalueert KWINK groep al ruim 13 jaar tal van organisaties. Maar wie evalueert de evaluator? En hoe blijf je, na zoveel jaar, jezelf en de organisatie ontwikkelen binnen onderzoek?
Om hier achter te komen sprak Kevin, een kersverse junior adviseur, met Annelies Dijkzeul, mede-oprichter van KWINK groep. Zij deelt met ons haar meest leerzame ervaringen. Een terugblik op de laatste 13 jaar.
Kevin: Ik kan me voorstellen dat je in 13 jaar adviseren continu nieuwe ervaringen opdoet en die meeneemt naar volgende projecten. Wat zie je, via een terugblik, als jouw belangrijkste les?
Annelies: Een les uit onze evaluatieonderzoeken. Wanneer je als onderzoeker het functioneren van een wet, een samenwerkingsverband of organisatie beoordeelt, wil je de conclusies natuurlijk zo goed mogelijk voor het voetlicht brengen. Pittige conclusies zijn daarbij geen doel op zich. Maar ook niet dat iedereen het ermee eens is. Je bent er niet om de opdrachtgever of het ‘evaluatie-object’ een aai over de bol te geven. De inhoud is leidend. Tegelijkertijd wil je organisaties ook niet lamslaan met een evaluatie. De meerwaarde van de evaluatie is immers niet het eindrapport maar de verbeteringen die naar aanleiding daarvan in gang worden gezet. Ik zie het dus als mijn taak om in de eerste plaats zo kritisch te zijn als op grond van de bevindingen nodig is, maar met een toon die organisaties zoveel mogelijk motiveert om met de aanbevelingen aan de slag te gaan. De afgelopen 13 jaar heb ik volop geleerd over het vinden van de juiste combinatie daarin.
Kevin: Ik denk dat veel onderzoekers deze uitdaging herkennen. Hoe zorg jij ervoor dat je jouw opdrachtgevers zo goed mogelijk helpt, zonder je onafhankelijkheid te verliezen?
Annelies: Door altijd de inhoud centraal te stellen en niet mijn eigen mening. Maar ook door juist bij de start van een onderzoek scherp te zijn op de onderzoeksvragen en scope van het onderzoek. Discussie over de conclusies van een onderzoek ontstaat nog wel eens door een verschil in verwachtingen over de onderzoeksvragen of de reikwijdte van het onderzoek. De neiging kan soms bestaan om door krappe looptijd van een onderzoek en vanuit het ‘dienstbaar’ willen zijn, snel en met de aangereikte opdracht aan de slag te gaan. Ik heb de afgelopen 13 jaar echter ervaren hoe belangrijk het is om kritisch te zijn op de opdracht die je aanneemt; zijn dit de juiste onderzoeksvragen? Welke vragen ontbreken? Kunnen deze vragen eigenlijk wel worden beantwoord? Is de scope haalbaar? Als je hier als onderzoeker twijfel over heb, of krijgt gedurende het onderzoek, moet je hierover in gesprek met de opdrachtgever. Kritisch zijn op de opdrachtformulering draagt in mijn ogen in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van het eindproduct. En daarmee help je de opdrachtgever (misschien niet bij de start, maar wel uiteindelijk) het meest.
Kevin: Kun je daar een voorbeeld van noemen?
Annelies: Ja, ik heb wel eens een opdracht ‘on hold’ gezet. Een aantal gesprekken na de start van het onderzoek dat aan ons gegund was, merkte ik dat de onderzoeksvraag en met name de inhoudelijke scope, ook bij de opdrachtgever, onvoldoende scherp was. Daar baalde ik van, want ik vond dat ik dat zelf natuurlijk eerder in de gaten had moeten hebben, maar toch heb ik mijn zorg geuit bij de opdrachtgever. Ik heb voorgesteld om de opdracht te staken, zodat de opdrachtgever binnen het ministerie eerst nog goed over de precieze scope in gesprek kon gaan. Door goed te beargumenteren dat een scherpe scope belangrijk is voor het eindproduct, kon de opdrachtgever zich vinden in deze time-out.
Kevin: Hoe hebben deze lessen jouw manier van adviseren beïnvloed?
Annelies: Na 13 jaar voel ik me veel meer comfortabel in het aanspreken van opdrachtgevers en het bediscussiëren van de opdracht.
Kevin: Hoe zorg je dat dit soort lessen je bij blijven en niet verwateren?
Annelies: Dat gaat ondertussen automatisch; dit zijn namelijk dingen die in bijna elke opdracht terugkomen. De kritische blik op de onderzoeksvragen, de toon van een rapport, verwachtingsmanagement. Dat neemt overigens niet weg dat ik het heel belangrijk vind om na iedere opdracht met collega’s en met de opdrachtgever terug te blikken en verbeterpunten voor ons als onderzoekers te benoemen.
Kevin: Welke specifieke ervaringen van de afgelopen jaren hebben de grootste indruk op je gemaakt?
Annelies: Een opdracht die veel indruk maakte ging over orgaantransplantatie; we evalueerden het zelfstandig bestuursorgaan die dit coördineert: de Nederlandse Transplantatiestichting. Eerst moet je zo ongeveer nog googelen hoe dat in Nederland geregeld is, dan win je de offerte; en dan zit je 3 maanden in een snelkookpan. De gesprekken met transplantatie-coördinatoren en intensivisten en het belang van het werk dat zij doen, maakten veel indruk. Maar ook het gevoel dat je daar na drie maanden een oordeel over mag hebben. Dat het ons werk is om ons te mogen verdiepen in zo’n onderwerp.
Kevin: Dat is inderdaad heel mooi. Hoe zorg je ervoor dat opdrachtgevers je dat vertrouwen blijven geven?
Annelies: Door duidelijk te maken en opdrachtgevers te laten ervaren dat het voor een goede evaluatie niet zozeer van belang is dat ik dé expert ben op de inhoud van hun vakgebied, maar wel in de aanpak van een zorgvuldige evaluatie.
Kevin: Naast jouw eigen ontwikkeling ben ik ook wel benieuwd naar de ontwikkeling van KWINK groep. Hoe is de werkwijze van KWINK veranderd in de afgelopen 13 jaar?
Annelies: Om er eentje te noemen: de werkwijze is gestructureerder geworden, met meer formats en checklists voor hoe we onze onderzoeken en ook onze interne bedrijfsvoering en HR-zaken aanpakken.
Kevin: Vind je dat een goede ontwikkeling?
Annelies: Zeker, het hoort bij de groei die KWINK heeft doorgemaakt, maar het is voor mij persoonlijk altijd een beetje dubbel. Het is goed omdat het bijdraagt aan de professionalisering van onze werkwijze en voor onze (nieuwe) adviseurs duidelijkheid of houvast biedt over hoe we werken. Aan de andere kant denk ik heel soms nog wel eens met weemoed terug aan de periode na de oprichting van KWINK waarin het vooral het pionieren was en we per situatie gewoon bedachten wat het beste was.
Kevin: Vind je het belangrijk dat KWINK zich blijft ontwikkelen?
Annelies: Ja, stilstaan is achteruitgaan. We moeten ons ontwikkelen.
Kevin: Hoe zorg je dat dit blijft gebeuren?
Annelies: Dat gebeurt informeel en formeel. Informeel en per toeval met collega’s op de fiets of in de trein terug van gesprekken. Formeel ook door intervisie-sessies, opleiding, studiedagen en strategiesessies met onze associates. En ontwikkel-ideeën ontstaan ook uit de feedback van opdrachtgevers na afloop van de opdrachten.
Kevin: Hoe zou KWINK zich de komende jaren moeten ontwikkelen volgens jou?
Annelies: Toen we begonnen had ik heel erg het gevoel van ‘kwispelen’. Dat moet blijven, dat is het belangrijkste. Om dat zo te houden mag het weer iets meer gaan wringen. Daarmee bedoel ik dat wel weer eens iets spannends zouden mogen ondernemen; een nieuwe methode, adviesproduct of een investering.
Kevin: En hoe zou jij je persoonlijk willen ontwikkelen?
Annelies: Ik kan me nog iedere dag ontwikkelen op verschillende adviesstijlen en onderwerpen. Wat ik soms wel mis, is een persoon waar ik mezelf aan kan optrekken. Verder geen specifiek iets, het adviesvak blijft uitdagen.
Kevin: Dankjewel, Annelies!